Doorgaan naar hoofdcontent

Sprookje

De prinses en het zoutvaatje


Er was eens een koning met drie dochters. Op een dag was de koning jarig. De prinsessen gaven hun vader elk een kado. De oudste prinses gaf een prachtige gouden kooi. Vader was er heel blij mee. De tweede prinses gaf een zilveren vogel voor in de kooi. Daar was de vader ook reuze blij mee. De jongste dochter, onze heldin, gaf haar vader een zoutvaatje. Er werd schande van gesproken dat ze zo'n onbeduidend kado aan haar vader gaf. Ze werd weggestuurd uit het paleis en moest haar kost elders gaan verdienen.

Op diverse plaatsen ging ze in dienst, Ze maakte huizen schoon en deed allerlei klusjes. Op een gegeven moment belandde ze in een gaarkeuken. Ze werd een hele goede kokkin. Na twaalf jaar zeiden de mensen in de gaarkeuken 'je bent hier klaar, je hebt alles geleerd wat je hier kunt leren. Je doet je werk geweldig maar we zien dat er meer in jou zit. Daarom willen we je graag laten gaan, maar niet zonder je te betalen voor je diensten'. Ze kreeg een hoop goudstukken mee.

De prinses was wat aan het rondwandelen zonder precies te kijken waar ze liep. Ze wandelde een groot park binnen en dacht, wat een prachtig park. Er was iets geks met het park aan de hand. Ze keek en keek en toen viel haar mond open van verbazing. Ze kende dit park. Het was het park van het paleis waar ze was opgegroeid. Toen werd ze verdrietig. Ze dacht aan haar vader en zusjes. Hoe gemeen ze ook waren geweest, ze miste ze toch wel een beetje.

Toen hoorde ze trip trap, trip trap. Er kwam een paard aan. Ze keek omhoog. 'Goede middag jongedame', zei de jongeheer op het paard en hij nam zijn pet af. 'Wat ziet u er verdrietig uit, kan ik u misschien ergens mee helpen.' Ze kon hem niet de waarheid vertellen, dan zou hij haar toch niet geloven. Ze zei:'Ik ben ontslagen bij mijn werkgever en ik heb helemaal geen geld. Ik ben op zoek naar werk, weet jij misschien iets?'. 'Nou', zei de prins, want het was een prins. Dat had hij niet gezegd en je zag het ook niet want hij was op jacht geweest en hij had zijn jachtkleding aan, 'Ik geloof dat ze in de keuken een koksmaat nodig hebben, is dat wat voor jou?'. 'Dat wil ik graag doen', zei de prinses. De prins, die niet te beroerd was om een jongedame te helpen, zei 'spring maar op het paard, dan breng ik je erheen'.

Zo gezegd, zo gedaan. De prinses kwam bij de keuken en ging naar de kok. 'Ik heb gehoord dat u een keukenmeid nodig heeft'. 'Dat klopt', zei de kok en hij keek haar onderzoekend aan. Kun jij soep koken? 'Ja', zei de prinses, 'mijn favoriete soep is pompoensoep'. Ik kan ook groentesoep maken, ik kan bouillon trekken van een lekker kippetje, ik kan preisoep maken, champignonsoep, knollensoep'. 'Dat klinkt goed, jij gaat voor ons vanavond pompoensoep maken'. Want het was net herfst en er waren genoeg pompoenen in de moestuin. De prinses ging aan de slag.

Het keukenpersoneel at van de soep van de prinses. Ze proefden zorgvuldig, en toen schrokten ze de soep naar binnen want hij was zo heerlijk dat ze geen geduld meer konden opbrengen om ieder hapje te proeven. 'Je bent aangenomen en dat is maar goed ook want binnenkort is de koning jarig en dan is er een groot banket.' De prinses slikte. Haar vader de koning was jarig maar ze kon natuurlijk niet zeggen dat hij haar vader was.

De dag van het koninklijke verjaardagsfeest brak aan. De prinses maakte haar pompoensoep. Maar, ze maakte hem niet helemaal hetzelfde als voor het keukenpersoneel.

De soep werd opgediend. Het personeel gluurde om de hoek om de reactie van de koning op de pompoensoep te zien. Maar wat er toen gebeurde... de koning spuugde de soep uit, trok een lelijk gezicht en riep 'bah!' De gasten keken verschrikt op. 'Laat onmiddellijk de kok hier komen. 'Kok, je bent het zout vergeten en nu sta ik hier voor gek voor al mijn koninklijke gasten'.

'Heer koning, ik heb de soep niet gemaakt. Er is een nieuw meisje in dienst. We hebben haar pompoensoep geproefd en het was de lekkerste die ik ooit heb gegeten'. 'Zij wordt onmiddellijk ontslagen'. <

De prinses werd gehaald. De kok die met het meisje te doen had sloeg een arm om haar heen en zei 'Ik geloof dat je iets vergeten bent en de koning is nu heel erg boos'. 'Het is al goed hoor, let maar op'. Ze ging naar binnen.

'Wie denk jij dat je bent om het zout in mijn koninklijke soep te vergeten? Ik sta hier voor gek voor mijn gasten, wat moeten ze nu wel denken dat ik ze niet eens een fatsoenlijke maaltijd voor kan zetten?' Het meisje keek haar vader aan. 'Vader, ik ben het. Weet u niet meer vader, dat jaren geleden mijn oudste zus u een gouden kooi gaf, mijn tweede zus een zilveren vogel en ik, uw derde dochter, gaf u een zoutvaatje. U heeft mij toen weggestuurd om elders in de kost te gaan, en dat het ik gedaan vader. Ik heb leren schoonmaken, leren koken. Nu ben ik teruggekomen. Maar ik kom niet om iets te halen. Ik heb een hoop goudstukken verdiend, genoeg om een huisje in het bos te kopen en daar zou ik gelukkig kunnen leven. Ik hou van de bomen en de vogels. Ik hoef niet naar een zilveren vogel te luisteren die mechanische muziek zingt.

Vader, ik heb expres het zout weggelaten. Dan kon u zelf proeven hoe belangrijk zout is.'

'Mijn dochter', zei de vader en dikke tranen biggelden over zijn wangen. 'Mijn dochter', en hij sloot haar in zijn armen.

'Kom, wat staan jullie nog te staren', riep de koning tegen het personeel. 'Eten, drinken, muziek, het is feest vandaag. Dubbel feest want mijn dochter is terug.'

Een jongeman stond op die bijna aan het eind van de tafel zat. De prinses herkende de jongeman met het paard, die haar had geholpen. Hij kwam naar voren en kuste de hand van de prinses. Hij knielde voor haar neer en zei 'Lieve prinses, wil je met me trouwen? Of je wilt wonen in een huisje in het bos of bij mij op het kasteel, het maakt me niet uit, als jij bij me bent zal ik gelukkig zijn en ik zal alles doen om jou elke dag van je leven gelukkig te maken.'

'Vader', zei het meisje, en toen besefte ze dat ze zijn toestemming niet nodig had. Vader glimlachte. 'Mijn zegen hebben jullie'.

En ze leefden nog lang en gelukkig.