Doorgaan naar hoofdcontent

Een bezoek aan een bazaar, worst, 'blijf bij mij' en pepermunt

Paar sfeerfvol brandende waxinelichtjes.

In het winkelcentrum bij ons in de buurt was vandaag een bazaar. Twee weken geleden stond dat al aangegeven en sinds een week stond het ook in onze agenda. Maar auti-kind wilde er niet heen. 'Bel oma maar, dan kan ze ook mee', probeerde ik want dat vindt hij gezellig, maar oma was niet thuis.

Even later kwamen Bud, Stud en Jud, wij dus, aan bij de bazaar. Jud, ik dus, werd meteen al gallisch van de harde muziek. Bud, die niet zo'n last heeft van het volume maar wel van het soort muziek, begint te mopperen. 'Sluit je af', zegt Jud. 'Wat bedoel je dáár nu mee?', vraagt Bud. 'Gewoon, sluit je af voor de herrie, de mensen, of waar je dan ook maar last van hebt.' Er vond niet echt een overdracht van begrip plaats in dit gesprek dus Jud geeft maar toe: 'Ik kan het ook niet hoor.'

Men zegt vaak dat je je moet 'afsluiten'*, een schild optrekken, in een cirkel gaan staan of een mantel om doen. Afhankelijk van de overtuigingen van de persoon. Maar iemand met autisme vat dat letterlijk op.

'Helemaal open' dus betreden Jud, Bud en Stud het atrium. Een echt atrium zal het niet zijn, het is gewoon een ruimte die van boven open is maar aan de zijkanten grotendeels gesloten.

Bergen spullen doemen op van rommelzolders. Een kraam met worsten. 'Wilt u een stukje, de Groningse worst is zacht', en de verkoopster draait zich tijdens die zin naar een passerende vader met kleine kinderen. 'De Friese is pittig, met venkel', vervolgt ze terwijl ze zich tot mij wendt. Ik proef. Lekker, maar erg vet. Maarja 't is ook worst.

'Waar is Stud?', vraag ik terwijl ik best weet dat hij met zijn telefoon al bij het eerste tentje is blijven plakken. We lopen verder, langs een muf kraampje met snoep. Dan zoeken we mijn man op.

'We kunnen een kopje koffie drinken', zegt deze, knikkend naar het tentje dat wij een warm hart toedragen. Het is er gezellig en er werken mensen met 'iets'. 'Nee', zeg ik want ik wil naar huis. We lopen door de passage langs nog meer kraampjes.

De visboer staat er. 'Wil je vis?'

'Als we het maar thuis opeten', zegt Bud. Ik wil eigenlijk niks. Maar een boterhammetje al helemaal niet. 'Oké', zeg ik dus maar en Stud bestelt een grote bak kibbeling met piri-piri saus. Dat is gewoon loempiasaus maar dat staat zo knullig op het menu van een viskraam. Denk ik tenminste.

Thuis maak ik er een paar grote glazen limonade met prik bij.

'Het is vijf over half', roept mijn man. Terwijl ik mijn sleutels pak bedenk ik me dat ik toch mijn gitaar maar meeneem. Ik stap op de fiets en ga richting kerk.

Mijn vingers gaan altijd raar doen als ik moeilijke akkoorden moet spelen. Zou dat gebrek aan oefening zijn? Slijtage? Stijfheid?

Maar een A- en een D- akkoord komen nog wel uit mijn gitaar. Na even warmdraaien ook de Dm, de E, de C en zowaar de F.

Het lichaam is een raar iets. Wat zenuwen met een mens kunnen doen. En dan ben ik ook nog katholiek. Dan kun je helemaal niet om dat lichaam heen. Niks symbolisch hier, nee, de aanwezigheid van het wérkelijke lichaam van Christus. En laat ik dat nou een enorme geruststelling vinden. Hij wil mij hebben zoals ik werkelijk ben. Niet alleen mijn geest of mijn ziel. Nee gewoon alles, met huid en haar.

En daarom wil ik ook bij Hem zijn. Stay with me speel ik. Ook al willen die vingers niet helemaal (al hebben ze met het toetsenbord nu geen probleem).

Als ik de kerk uitga, komt er een meisje naar me toe. Blond, lief. Of ik soms een pepermuntje wil. Een spekje? Of een glas water. 'Ik heb geen geld bij me', zeg ik. 'O, dat geeft niet', zegt ze, 'hier kun je ook zonder geld wat krijgen!'

Ik zwijg want tegenover zoveel goedheid heb ik weinig in te brengen. Terwijl ik mijn fiets open loopt het meisje terug naar haar kraampje, dat zich nét op het voorplein van de kerk bevindt.

Met de fiets aan de hand loop ik naar het kraampje. 'Ik lust wel een pepermuntje', zeg ik. Ze heeft, met nog drie andere lieve kleine meisjes een héél mooi kraampje gemaakt. Met ingepakte pepermuntjes, en spekjes keurig netjes naast elkaar op zo'n houten Ikea - krukje uitgestald. Een kan water ernaast. Ik zie de baas van de kroeg naast de kerk kijken vanaf zijn terraas en vraag me af of tenminste één van de meisjes bij hem hoort. Dan wandelt de pastoor langs. Hij heeft nog wel wat kleingeld.

Ik ga maar weer eens op huis aan.




* 'Tadadada..., en dan op de grond vallen!', zegt Bud, als ik hem dit stukje laat lezen. Hij doelt op het geluidje van Windows als het afsluit. Daar dacht hij aan toen ik zei 'afsluiten'. Zelf dacht ik aan zo'n grote ouderwetse sleutel, als van de Bibelebontse berg.